“En ik ken blacka’s die studeren om je straks te pakken.”

Het is voor jongeren van kleur nu de tijd om hun goedgebekt zijn niet alleen binnenshuis te laten horen, maar ook in het maatschappelijk debat. Niet alleen door middel van demonstraties en protest op straat, maar ook juist middels het bekleden van machtsposities in verschillende lagen om te laten zien dat we er zijn. Laten we bedrijven, organisaties en overheden dat jong en divers talent geven waar ze al jaren naar smachten om vervolgens invloed uit te kunnen oefenen op politiek, beleid en bedrijfsvoering.

“Soms moet je gewoon je naar binnen lopen met je eigen stoel en aan tafel gaan zitten.”

Sylvana Simons bij talkshow Dit is M!

Zoals Sylvana Simons deze week al eerder zei in de talkshow Dit is M!: “Soms moet je gewoon naar binnen lopen met je eigen stoel en aan tafel gaan zitten.” Maar hoe zorgen we ervoor dat jongeren van kleur met hun eigen stoel naar binnen lopen bij witte instituties en bedrijven waarin de vrijdagmiddagborrel bijna als heilig wordt gezien? Hoe krijgen we gekleurde jongeren over deze drempel heen? Ik heb vier woorden voor jullie: Mobiliseren. Eenheid. Netwerk. Samenwerking (MENS).

Mobiliseren

We hebben de afgelopen dagen laten zien dat we ons met duizenden kunnen verzamelen voor de strijd tegen (geïnstitutionaliseerd) racisme in Amerika, maar ook in Nederland. Een groot deel van de demonstranten bestond uit jongeren. Dat demonstreren is een fundamenteel instrument om pressie uit te kunnen oefenen op het maatschappelijk en politiek debat, maar alleen dat is niet genoeg. We zouden eigenlijk eens na moeten gaan welke jongeren er allemaal aanwezig waren bij de demonstraties om zo te komen tot een lijst van potentiële leiders en doeners. Het is tijd om te kijken welke vissen er in onze eigen vijver zwemmen. Mobiliseren en klaarstomen voor leiderschap en ondernemerschap.

Eenheid

Naast mobiliseren is het vormen van een blijvende eenheid van essentieel belang wil je een stevig front vormen naar buiten toe. We hoeven niet te concurreren met elkaar en we hoeven elkaar niet de tent uit te vechten. Dit is een erfenis dat we hebben overgehouden aan witte machtssystemen van toen om ervoor te zorgen dat we niet dat stevige front kunnen vormen in het nu. Het is goed om te zien dat we daar nu verandering in maken en dan met name de jongere generatie. We hebben dan wel te maken met een collectief probleem in een geïndividualiseerde samenleving, maar dat wil niet zeggen dat we onze individuele belangen boven het collectief belang hoeven te zetten. Racisme snijdt namelijk in allebei. Eenheid en saamhorigheid leiden tot een gevoel van veiligheid en een stabiele basis waar je op terug kan vallen. Al helemaal als je als jongere de stap durft te zetten.

Netwerk

Naast mobiliseren en het vormen van eenheid is het organiseren van een netwerk van belang om met elkaar te kunnen verbinden en communiceren. Maar misschien nog wel belangrijker: het maken van bondgenoten zoals John Leerdam vertelde in de talkshow Dit is M!. Jongeren hebben een representatief voorbeeld nodig met wie zij in direct contact kunnen komen wanneer steun of begeleiding nodig zijn. Naar mijn mening lopen er rolmodellen van kleur rond die dat graag zouden willen doen, maar wie organiseert dat en hoe maak je het aantrekkelijk voor gekleurde jongeren om te komen? Ik denk door het persoonlijk te maken en door sociaal innovatieve bureau’s met hun bak aan expertise op het gebied van jongeren in te zetten. IZI Solutions is bijvoorbeeld zo’n sociaal innovatief bureau met een lokkende boodschap voor jongeren. Kijk maar naar hun jaarlijks Leiderschap Seminar waar veel diverse jongeren bij aanwezig zijn.

Samenwerking

Last but not least: samenwerking. Willen we de puzzelstukjes bij elkaar houden om zo effectief mogelijk invloed uit te kunnen oefenen op machtssystemen, dan moet dat samen. Net zoals we dat de afgelopen dagen aan het doen zijn bij de demonstraties. We moeten met elkaar blijven samenwerken, ook op moeilijke momenten. Laten we onszelf niet uitspelen want het spel is nog lang niet uitgespeeld. Het vergt veel energie, moed, vertrouwen en trauma om racisme te bestrijden, als ik mijn blik even werp op de geschiedenis.

En zoals Amma Asante eerlijk vroeg aan John Leerdam over een politieke bijeenkomst diversiteit en inclusiviteit:

“Hoeveel van de mensen die jij daar bent tegengekomen zie jij nu in de Tweede Kamer?”

Amma Asante bij Dit is M!

En wat mij betreft is dat de vraag die we onszelf continu moeten stellen ter reflectie op ons handelen. We zijn goed op weg, maar wat mij betreft moeten we nog aan de bak als het gaat om het interesseren en mobiliseren van onze jongeren. Want nog te vaak zie ik dat een grote groep jongeren gelooft dat het dragen van merkkleding en het rijden van een dikke auto maatschappelijke status en macht verschaft. Al moet ik daarbij wel stellen dat de huidige ontwikkelingen zorgen voor een versnelling van politieke bewustwording.

Toch moeten we meer met elkaar gaan delen, uitwisselen en aan jongeren blijven vertellen dat het generen van kennis en het hebben van netwerk, twee machtige instrumenten zijn om van jezelf te laten horen. Het is tijd om dat goedgebekt zijn verder te brengen dan je vriendenkring, het is tijd om naar binnen te lopen met je eigen stoel. Soms is het wachten op het moment dat het ijzer heet genoeg is om te smeden. Dat moment is nu.

Een jonge generatie is opgestaan en laat luid en duidelijk van zich horen. Genoeg is genoeg. En zoals Akwasi en Bizzey in het nieuwe nummer ‘Geen wedstrijd‘ rappen: “En ik ken blacka’s die studeren om je straks te pakken. ‘k Heb blacka’s die gewoon iets recht willen zetten.” We zijn onderweg met kennis, moed en daadkracht. Maak je gereed.

Zonder (v)mbo ontbeert Nederland zijn motor.

Naar aanleiding van een artikel in de krant Trouw, geschreven door Vincent Fiddelaar, besloot ik om op dit artikel te reageren omdat ik de manier waarop hij het (v)mbo omschreef walgelijk vond. Ik besloot om een open brief te schrijven en stuurde deze op naar Trouw. Twee dagen later stond het in de krant.

Zonder (v)mbo ontbeert Nederland zijn motor.

Ik ben een ex –vmbo’er – nu trotse mbo’er – en  zoals Vincent Fiddelaar  schreef  (Opinie, 31 augustus) wellicht minder begaafd, agressief, gewelddadig, een spijbelaar en zou   zorgen voor sociale problematiek.

Nu weet ik dat deze opgelegde eigenschappen niet horen bij wie ik en ook veel andere vmbo- leerlingen werkelijk zijn.  Ik pas waarschijnlijk niet in zijn plaatje.

Wij zijn geen Denker of Doener, maar DenkendeDoeners vol met ambities. Wat Fiddelaar schrijft  over de vmbo’er is misselijkmakend, beledigend en zelfs disrespectvol. Hij ziet waarschijnlijk niet in hoeveel het vmbo en het mbo voor een land als Nederland betekent. Zonder vmbo’ers en mbo’ers zou hij  geen boodschappen vinden in de supermarkt, niet kunnen reizen met het openbaar vervoer, geen bakker, fietsenmaker, schoenmaker etc. kunnen vinden en zou zijn kind, nichtje, neefje niet dat ene beetje extra aandacht krijgen waar het recht op heeft.  Gelukkig zijn er genoeg mensen die wel een totaalbeeld hebben  hoe belangrijk het vmbo/mbo is en niet  generaliseren  en  stigmatiseren.

Ik ben trots op mijn vmbo-diploma en trots op het vmbo/mbo omdat ik weet dat wij de draaiende motor zijn van Nederland. Hoe mooi de auto mag zijn, zonder motor kom je nergens.

Elijah Alvares

Van ROC naar plofkip – fabriek. Beroepsonderwijs draagt zelf ook schuld.

De afgelopen twee weken heeft televisieprogramma Radar een special gemaakt in het kader van het beroepsonderwijs. Ik heb deze uitzendingen vol trots bekeken omdat het beroepsonderwijs voor een groot deel eindelijk tot zijn recht kwam. Radar heeft Nederland een kijkje laten nemen in de wereld van het beroepsonderwijs en dat moet vaker.

In de wereld van het beroepsonderwijs gebeuren volgens de documentaire prachtige dingen zoals het ontstaan van vakmanschap en specialisme op verschillende aspecten die ervoor zorgen dat in Nederland de motor draaiende blijft. Maar het is niet alleen maar rozengeur en maneschijn, want de documentaire kaart ook een aantal problemen aan en dat is maar goed ook, want er is een potje van gemaakt.

In de documentaire kwam duidelijk naar voren dat er een gebrek is aan contact tussen de vmbo-leerlingen en de havisten. Men leeft in twee verschillende werelden en heeft dan ook nauwelijks weet van elkaar. Gek, want men heeft toch een duidelijke mening als het gaat over elkaar. Er wordt een beeld gevormd door de leerling terwijl daar weinig tot geen verklaringen voor of voorbeelden van zijn. Het zorgt voor verwarring of juist voor afkeer bij de ander.

Een school waar verschillende onderwijsniveaus gegeven worden zou daarom helpen om het contact te versterken tussen deze twee werelden. Veel scholen zijn hiermee bezig. Als voorbeeld geef ik mijn eigen oude middelbare school. Het Werenfridus, een school waar de niveaus mavo (niet meer aanwezig), havo, vwo, atheneum en gymnasium worden aangeboden. Een grote mix van diverse niveaus waarvan veel mensen zouden zeggen dat het uit zou moeten lopen op een ramp, omdat de leeromgeving van de ‘slimmere’ leerlingen aangetast zou worden. Klinkklare onzin en doemdenken.

Juist het met elkaar in contact komen zorgt ervoor dat het beeld realistisch en eerlijk gevormd wordt en dat de leerlingen elkaar leren kennen. Je kunt de leerlingen met elkaar in contact laten komen door middel van sportdagen, schoolreizen, open dagen, talentenavonden en buitenschoolse lesactiviteiten.

Het zijn maar een handjevol oplossingen om de kloof tussen ‘hoog- en laagopgeleiden’ te voorkomen. Een probleem dat ons steeds meer op begint te vallen. Een probleem dat voorkomen had kunnen worden.

In de documentaire kwam ook het systeem van het beroepsonderwijs aan de orde. Een systeem dat eerder lijkt op een woordzoeker vol met onduidelijkheden door de vele veranderingen die in het beroepsonderwijs doorgevoerd worden. Nieuwe veranderingen die voor onduidelijkheid zorgen bij de hardwerkende docenten, maar ook zeker bij de studenten die hier uiteindelijk de dupe van zijn. Want wat doe je als student wanneer je er in je tweede halfjaar achter komt, dat de informatie die op de open dag is gegeven niet overeenkomt met de dagelijkse praktijk? Of wanneer je toch het gevoel hebt dat de opleiding, die je nota bene op je zestiende uit hebt moeten kiezen, niet bij je past? Je wordt ervoor op je vingers getikt, want in het beroepsonderwijs komt het gezegde ‘tijd kost geld’ werkelijk tot leven.

Dat het klimmen naar een hoger niveau makkelijk gaat en goed geregeld is binnen het beroepsonderwijs is een illusie. Zo gaat de doorstroom van niveau 3 naar niveau 4 steeds beter, maar de doorstroom van een entree-opleiding of niveau 2 naar uiteindelijk niveau 3 of 4 steeds moeilijker en krijgen de studenten die bij aanvang van de opleiding aangeven meer tijd of begeleiding nodig te hebben een afwijzing op zowel gegronde als ongegronde redenen.

Want tijd kost namelijk geld. De mbo-instellingen krijgen per student een zak met geld die besteed moet worden aan het optimaliseren van de leeromgeving en de ontwikkeling van de student. Per jaar wordt de zak met geld steeds kleiner en als de student langer door wil studeren binnen het beroepsonderwijs verdwijnt de zak met geld uiteindelijk. De instelling kiest dus uiteindelijk tussen het binnenhalen van geld of het optimaliseren van de ontwikkeling van de studenten buiten de gestelde termijn, wat overigens meer geld kost.

Op basis van de actualiteiten en de verschillende verhalen krijg ik de indruk dat de scholen liever kiezen voor de grote zak met geld voor de nieuwe studenten. We praten in deze situatie niet meer over instellingen, maar over plofkip-fabrieken die niet alleen tot stand zijn gekomen door de instellingen zelf, maar ook zeker door de politiek. Dat is doodzonde aangezien we zoveel prachtige, intelligente en toegewijde studenten en docenten hebben die zich dagelijks inzetten voor een beter beroepsonderwijs. Wanneer zullen wij hen die ruimte en kans geven om dat te gaan doen? Wanneer gaan wij deze specialisten en ervaringsdeskundige empoweren om samen tot een daadwerkelijk duurzame oplossing te komen?

De plofkip-fabrieken die mede zijn ontstaan door de politiek moeten ons, de studenten, meer naar buiten laten treden om aan Nederland te laten zien wie we echt zijn en hoeveel wij allemaal doen. Daar horen niet alleen de goede dingen, maar ook de minder goede dingen bij, want dat maakt ons juist zo menselijk.

Laten we onze beroepsonderwijswereld openen voor die van de ander en samenkomen om juist gebruik te maken van elkaars kwaliteiten en specialismen om Nederland nog mooier te maken!

Lees mijn column ook op de website van Komenskypost: http://komenskypost.nl/?p=1756

Hoe meer het empathisch vermogen groeit

Ons Nederland bestaat niet meer. Het is hun Nederland tegen de mijne en mijn Nederland tegen de uwe. Het lijkt alsof we onze verbondenheid zijn verloren want zelfs Oranje verbindt ons niet meer. We zitten op een dwalend pad waarin haatdragende en angstige emoties en gedachten ons leiden naar een diep zwart dal: het is crisis.

We zijn gestopt met bloeien en verpulveren in rap tempo. Wat moeten we doen om dit proces te stoppen? Moet het zoals decennia geleden weer uit de hand lopen? Denkt u daar eens goed over na.

Want hoe vaak denk je nog aan je medemens? Hoe vaak handel je nog in het belang van de samenleving in plaats van je eigen belang? Weten we nog wat luisteren, empathie, feedback en flexibiliteit (LEFF) betekenen in de dialoog die we voeren? Of vergis ik mij en voeren we geen dialogen meer, maar is het de monoloog die we met onszelf voeren?

Laten we ons niet vergissen en wat minder gaan gissen. Laten we het luchtig houden en elkaar wat meer gaan vertrouwen. Want dat is wat ‘ons’ maakt en vormt totdat mooie en kleurrijke volk.

Dat volk dat iedere dag Nederland draaiende houdt. Dat volk dat ben jij, dat ben ik, dat zijn wij samen. Het zou niet uit moeten maken of je een dokter bent, onderwijsassistent of lokale slager. Want een ieder heeft zijn taak en plicht. Dat zorgt juist voor ons verloren evenwicht.

Laten we weer samen gaan bloeien en ons wat minder met elkaar gaan bemoeien. En als we gaan bemoeien dan doen we dat goed. Want alleen met empathie kunnen we de dialoog aan met veel wijsheid en moed.

Ik kijk met optimisme naar de toekomst waar we met z’n allen zullen bloeien tot prachtige zonnebloemen.

Want hoe meer het empathisch vermogen groeit. Hoe meer de mens bloeit