Zonder (v)mbo ontbeert Nederland zijn motor.

Naar aanleiding van een artikel in de krant Trouw, geschreven door Vincent Fiddelaar, besloot ik om op dit artikel te reageren omdat ik de manier waarop hij het (v)mbo omschreef walgelijk vond. Ik besloot om een open brief te schrijven en stuurde deze op naar Trouw. Twee dagen later stond het in de krant.

Zonder (v)mbo ontbeert Nederland zijn motor.

Ik ben een ex –vmbo’er – nu trotse mbo’er – en  zoals Vincent Fiddelaar  schreef  (Opinie, 31 augustus) wellicht minder begaafd, agressief, gewelddadig, een spijbelaar en zou   zorgen voor sociale problematiek.

Nu weet ik dat deze opgelegde eigenschappen niet horen bij wie ik en ook veel andere vmbo- leerlingen werkelijk zijn.  Ik pas waarschijnlijk niet in zijn plaatje.

Wij zijn geen Denker of Doener, maar DenkendeDoeners vol met ambities. Wat Fiddelaar schrijft  over de vmbo’er is misselijkmakend, beledigend en zelfs disrespectvol. Hij ziet waarschijnlijk niet in hoeveel het vmbo en het mbo voor een land als Nederland betekent. Zonder vmbo’ers en mbo’ers zou hij  geen boodschappen vinden in de supermarkt, niet kunnen reizen met het openbaar vervoer, geen bakker, fietsenmaker, schoenmaker etc. kunnen vinden en zou zijn kind, nichtje, neefje niet dat ene beetje extra aandacht krijgen waar het recht op heeft.  Gelukkig zijn er genoeg mensen die wel een totaalbeeld hebben  hoe belangrijk het vmbo/mbo is en niet  generaliseren  en  stigmatiseren.

Ik ben trots op mijn vmbo-diploma en trots op het vmbo/mbo omdat ik weet dat wij de draaiende motor zijn van Nederland. Hoe mooi de auto mag zijn, zonder motor kom je nergens.

Elijah Alvares

Het verlangen naar (zelf)acceptatie

Onlangs werd ik gevraagd om niveau 3-studenten te begeleiden. Deze studenten konden namelijk niet starten met hun stage. Vrijgeven is geen optie en dus het verzoek of ik een programma kon maken en dit ook kon uitvoeren. Ik ging direct aan de slag en besloot een programma te maken waarin de vakken Burgerschap, Empowerment en Ondernemerschap tot hun recht moesten komen! Je kunt hier lezen waarom ik deze drie vakken zo belangrijk vind en dan ook als generiek wil laten gelden.

De studenten kwamen binnen en we stelden ons voor aan elkaar. Een klas met veel diversiteit, een klas met verschillende verhalen. Het programma liep zoals gepland, totdat ik aan mijn medestudenten vroeg hoezeer zij zich een Nederlander voelen en tot waar hun Nederlanderschap reikt. Het werd doodstil en ik keek ze doordringend aan. Jullie moesten eens weten hoe pijnlijk dit moment voor mij was. Hoe kan het dat jongeren die hier vanaf kleins af aan participeren in het Nederlandse onderwijs, hier werken, sporten, wonen en zich hier ontwikkelen tot die participerende wereldburger waar wij allen zo naar verlangen – hoe kan het zijn dat juist deze jongeren zolang moesten nadenken om deze vraag te beantwoorden? Een pijnlijk moment.

Uiteindelijk besloot een zeer goedgebekte studente antwoord te geven op mijn vraag. ‘Weet u wat het is? Veel van ons worden buitengesloten omdat ik een hoofddoek draag of omdat hij daar achterin een kleur heeft!’ Ze keek mij doordringend aan en ik voelde haar verlangen om geaccepteerd te worden in deze samenleving.

De klas was het met haar eens en de voorbeelden en eigen ervaringen kwamen naar voren: ‘Waarom ben ik een Nederlander als ik iets goed doe en waarom een Surinamer als ik iets doe of vind wat hen niet zint?’ ‘Waarom krijgt Klaas de Vries wel een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek, maar Chaymae en Mohammed niet?’ Je kon een speld horen vallen in het lokaal.

Er kwam duidelijk naar voren dat het buitensluiten niet alleen gebeurde omdat men een andere etniciteit heeft, maar dat scholing ook een grote rol speelt in dat buitensluiten. Want waarom krijgt het MBO niet zulke faciliteiten net zoals de hogescholen en universiteiten hebben? Waarom ziet men het MBO meer als één grote middelbare school en niet als een instituut? Het zijn vragen waarop er nog steeds geen duidelijk antwoord op is en dat is zeker niet eerlijk en al helemaal niet oké.

Aan het eind van mijn programma besloot ik de studenten een kritische vraag te stellen. ‘Jullie hebben het over buitengesloten voelen. Dit zou dan komen door bepaalde ervaringen die zeker niet prettig zijn. Jullie voelen je duidelijk een tweederangsburger in Nederland en dat is waar het mis gaat. De beeldvorming die jij van jezelf hebt als persoon is uiterst belangrijk. Dus ik vraag jullie om kritisch te kijken naar de beeldvorming die jullie over jezelf hebben. Zelfacceptatie.’

Toen de tijd bijna om was kreeg ik nog gauw feedback van de studenten. ‘Ik heb niet het gevoel dat ik voor niets naar school ben gekomen. U gaat een goede meester worden!’

Ik liep lachend het lokaal uit en ging heerlijk het weekend in.

Van ROC naar plofkip – fabriek. Beroepsonderwijs draagt zelf ook schuld.

De afgelopen twee weken heeft televisieprogramma Radar een special gemaakt in het kader van het beroepsonderwijs. Ik heb deze uitzendingen vol trots bekeken omdat het beroepsonderwijs voor een groot deel eindelijk tot zijn recht kwam. Radar heeft Nederland een kijkje laten nemen in de wereld van het beroepsonderwijs en dat moet vaker.

In de wereld van het beroepsonderwijs gebeuren volgens de documentaire prachtige dingen zoals het ontstaan van vakmanschap en specialisme op verschillende aspecten die ervoor zorgen dat in Nederland de motor draaiende blijft. Maar het is niet alleen maar rozengeur en maneschijn, want de documentaire kaart ook een aantal problemen aan en dat is maar goed ook, want er is een potje van gemaakt.

In de documentaire kwam duidelijk naar voren dat er een gebrek is aan contact tussen de vmbo-leerlingen en de havisten. Men leeft in twee verschillende werelden en heeft dan ook nauwelijks weet van elkaar. Gek, want men heeft toch een duidelijke mening als het gaat over elkaar. Er wordt een beeld gevormd door de leerling terwijl daar weinig tot geen verklaringen voor of voorbeelden van zijn. Het zorgt voor verwarring of juist voor afkeer bij de ander.

Een school waar verschillende onderwijsniveaus gegeven worden zou daarom helpen om het contact te versterken tussen deze twee werelden. Veel scholen zijn hiermee bezig. Als voorbeeld geef ik mijn eigen oude middelbare school. Het Werenfridus, een school waar de niveaus mavo (niet meer aanwezig), havo, vwo, atheneum en gymnasium worden aangeboden. Een grote mix van diverse niveaus waarvan veel mensen zouden zeggen dat het uit zou moeten lopen op een ramp, omdat de leeromgeving van de ‘slimmere’ leerlingen aangetast zou worden. Klinkklare onzin en doemdenken.

Juist het met elkaar in contact komen zorgt ervoor dat het beeld realistisch en eerlijk gevormd wordt en dat de leerlingen elkaar leren kennen. Je kunt de leerlingen met elkaar in contact laten komen door middel van sportdagen, schoolreizen, open dagen, talentenavonden en buitenschoolse lesactiviteiten.

Het zijn maar een handjevol oplossingen om de kloof tussen ‘hoog- en laagopgeleiden’ te voorkomen. Een probleem dat ons steeds meer op begint te vallen. Een probleem dat voorkomen had kunnen worden.

In de documentaire kwam ook het systeem van het beroepsonderwijs aan de orde. Een systeem dat eerder lijkt op een woordzoeker vol met onduidelijkheden door de vele veranderingen die in het beroepsonderwijs doorgevoerd worden. Nieuwe veranderingen die voor onduidelijkheid zorgen bij de hardwerkende docenten, maar ook zeker bij de studenten die hier uiteindelijk de dupe van zijn. Want wat doe je als student wanneer je er in je tweede halfjaar achter komt, dat de informatie die op de open dag is gegeven niet overeenkomt met de dagelijkse praktijk? Of wanneer je toch het gevoel hebt dat de opleiding, die je nota bene op je zestiende uit hebt moeten kiezen, niet bij je past? Je wordt ervoor op je vingers getikt, want in het beroepsonderwijs komt het gezegde ‘tijd kost geld’ werkelijk tot leven.

Dat het klimmen naar een hoger niveau makkelijk gaat en goed geregeld is binnen het beroepsonderwijs is een illusie. Zo gaat de doorstroom van niveau 3 naar niveau 4 steeds beter, maar de doorstroom van een entree-opleiding of niveau 2 naar uiteindelijk niveau 3 of 4 steeds moeilijker en krijgen de studenten die bij aanvang van de opleiding aangeven meer tijd of begeleiding nodig te hebben een afwijzing op zowel gegronde als ongegronde redenen.

Want tijd kost namelijk geld. De mbo-instellingen krijgen per student een zak met geld die besteed moet worden aan het optimaliseren van de leeromgeving en de ontwikkeling van de student. Per jaar wordt de zak met geld steeds kleiner en als de student langer door wil studeren binnen het beroepsonderwijs verdwijnt de zak met geld uiteindelijk. De instelling kiest dus uiteindelijk tussen het binnenhalen van geld of het optimaliseren van de ontwikkeling van de studenten buiten de gestelde termijn, wat overigens meer geld kost.

Op basis van de actualiteiten en de verschillende verhalen krijg ik de indruk dat de scholen liever kiezen voor de grote zak met geld voor de nieuwe studenten. We praten in deze situatie niet meer over instellingen, maar over plofkip-fabrieken die niet alleen tot stand zijn gekomen door de instellingen zelf, maar ook zeker door de politiek. Dat is doodzonde aangezien we zoveel prachtige, intelligente en toegewijde studenten en docenten hebben die zich dagelijks inzetten voor een beter beroepsonderwijs. Wanneer zullen wij hen die ruimte en kans geven om dat te gaan doen? Wanneer gaan wij deze specialisten en ervaringsdeskundige empoweren om samen tot een daadwerkelijk duurzame oplossing te komen?

De plofkip-fabrieken die mede zijn ontstaan door de politiek moeten ons, de studenten, meer naar buiten laten treden om aan Nederland te laten zien wie we echt zijn en hoeveel wij allemaal doen. Daar horen niet alleen de goede dingen, maar ook de minder goede dingen bij, want dat maakt ons juist zo menselijk.

Laten we onze beroepsonderwijswereld openen voor die van de ander en samenkomen om juist gebruik te maken van elkaars kwaliteiten en specialismen om Nederland nog mooier te maken!

Lees mijn column ook op de website van Komenskypost: http://komenskypost.nl/?p=1756

Het ‘Reis je mee naar 2020’ congres

Afgelopen week heb ik samen met twee medestudenten en mijn opleidingsmanager een bezoek gebracht aan het ‘Reis je mee naar 2020’ congres. Dit vond plaats in de Kromhouthal in Amsterdam en werd georganiseerd door het ROC van Amsterdam en Flevoland. De bedoeling van dit congres, is het brainstormen met alle lagen van het MBO voor beter onderwijs. Alle bedachte plannen worden verzameld en besproken door de directie. De beste plannen worden in de praktijk gebracht. In 2020 volgt een terugblik.

Het eerste wat mij opviel bij binnenkomst was de diversiteit in de menigte. Verschillende culturen, niveau’s en beroepen binnen het MBO voerden een dialoog met elkaar wat de bijeenkomst sterk en puur maakte.

Na een kort rondje kennismaken, kregen we de opdracht om plaats te nemen aan een tafel met zoveel mogelijk verschillende mensen binnen het MBO. Ik heb het dan over studenten, docenten, opleidingsmanagers, directieleden, centraal bureaumedewerkers en ga zo maar door.

Nadat iedereen zijn plaats had genomen, kregen wij een speech van de directie en werd het doel van de bijeenkomst uitgelegd. Nadien ging ik in gesprek met de mensen aan mijn tafel. Je mocht opschrijven wat je jammer vind aan het MBO en wat je goed vind aan het MBO. Natuurlijk had ik een hele waslijst vol met slechte maar ook goede punten. Mijn twee belangrijkste waren; meer talentontwikkeling en empowerment op de ROC’s.

 Meer talentontwikkeling op de ROC’s 

Ik pleit voor meer talentontwikkeling op de ROC’s omdat ik ervan overtuigd ben dat als je weet wat je talent is en deze ook kan benutten. Het 100% positiviteit en waarde meebrengt in de persoonlijke ontwikkeling van de student. Waarom benutten we alleen maar de talenten en competenties die je moet hebben voor de opleiding? Waarom benutten we niet de talenten en competenties waarover je beschikt buiten de opleiding? Zou het niet fantastisch zijn om deze talenten en competenties te koppelen aan die vereisten binnen de opleiding.

 Meer empowerment op de ROC’s 

Als je weet wie je bent en waar je voor staat en als je weet hoeveel je waard bent. Dan pas kunnen we verder praten over effectieve ontwikkeling. Het begint namelijk allemaal bij het bewust zijn van wie je bent en wat je doet. Laat empowerment nou het vak zijn waar al deze dingen aan de orde komen. Een vak dat wordt gegeven door inspirerende en hartverwarmende docenten die niet alleen kijken naar de prestaties, maar naar de student. De student leert zichzelf en zijn medestudenten beter kennen.

Dit zorgt automatisch voor meer empathie en compassie. Het vak Empowerment zorgt ervoor dat de student even tijd voor zichzelf en zijn medestudenten heeft. Een klassenmoment.

Na vele punten en presentaties besproken en gezien te hebben werd het tijd voor de afronding.

Ik keek nog even rond in de zaal en vond het zo indrukwekkend om zoveel verschillende culturen en niveau’s samen te zien. Zoveel talenten, culturen en passies, scherpte en pit maar ook samenhorigheid en een front waar nodig is.  Ik lachte in mezelf en dacht:‘Dit is het MBO, een plek waar iedereen bij elkaar komt om toekomst te bouwen’