“En ik ken blacka’s die studeren om je straks te pakken.”

Het is voor jongeren van kleur nu de tijd om hun goedgebekt zijn niet alleen binnenshuis te laten horen, maar ook in het maatschappelijk debat. Niet alleen door middel van demonstraties en protest op straat, maar ook juist middels het bekleden van machtsposities in verschillende lagen om te laten zien dat we er zijn. Laten we bedrijven, organisaties en overheden dat jong en divers talent geven waar ze al jaren naar smachten om vervolgens invloed uit te kunnen oefenen op politiek, beleid en bedrijfsvoering.

“Soms moet je gewoon je naar binnen lopen met je eigen stoel en aan tafel gaan zitten.”

Sylvana Simons bij talkshow Dit is M!

Zoals Sylvana Simons deze week al eerder zei in de talkshow Dit is M!: “Soms moet je gewoon naar binnen lopen met je eigen stoel en aan tafel gaan zitten.” Maar hoe zorgen we ervoor dat jongeren van kleur met hun eigen stoel naar binnen lopen bij witte instituties en bedrijven waarin de vrijdagmiddagborrel bijna als heilig wordt gezien? Hoe krijgen we gekleurde jongeren over deze drempel heen? Ik heb vier woorden voor jullie: Mobiliseren. Eenheid. Netwerk. Samenwerking (MENS).

Mobiliseren

We hebben de afgelopen dagen laten zien dat we ons met duizenden kunnen verzamelen voor de strijd tegen (geïnstitutionaliseerd) racisme in Amerika, maar ook in Nederland. Een groot deel van de demonstranten bestond uit jongeren. Dat demonstreren is een fundamenteel instrument om pressie uit te kunnen oefenen op het maatschappelijk en politiek debat, maar alleen dat is niet genoeg. We zouden eigenlijk eens na moeten gaan welke jongeren er allemaal aanwezig waren bij de demonstraties om zo te komen tot een lijst van potentiële leiders en doeners. Het is tijd om te kijken welke vissen er in onze eigen vijver zwemmen. Mobiliseren en klaarstomen voor leiderschap en ondernemerschap.

Eenheid

Naast mobiliseren is het vormen van een blijvende eenheid van essentieel belang wil je een stevig front vormen naar buiten toe. We hoeven niet te concurreren met elkaar en we hoeven elkaar niet de tent uit te vechten. Dit is een erfenis dat we hebben overgehouden aan witte machtssystemen van toen om ervoor te zorgen dat we niet dat stevige front kunnen vormen in het nu. Het is goed om te zien dat we daar nu verandering in maken en dan met name de jongere generatie. We hebben dan wel te maken met een collectief probleem in een geïndividualiseerde samenleving, maar dat wil niet zeggen dat we onze individuele belangen boven het collectief belang hoeven te zetten. Racisme snijdt namelijk in allebei. Eenheid en saamhorigheid leiden tot een gevoel van veiligheid en een stabiele basis waar je op terug kan vallen. Al helemaal als je als jongere de stap durft te zetten.

Netwerk

Naast mobiliseren en het vormen van eenheid is het organiseren van een netwerk van belang om met elkaar te kunnen verbinden en communiceren. Maar misschien nog wel belangrijker: het maken van bondgenoten zoals John Leerdam vertelde in de talkshow Dit is M!. Jongeren hebben een representatief voorbeeld nodig met wie zij in direct contact kunnen komen wanneer steun of begeleiding nodig zijn. Naar mijn mening lopen er rolmodellen van kleur rond die dat graag zouden willen doen, maar wie organiseert dat en hoe maak je het aantrekkelijk voor gekleurde jongeren om te komen? Ik denk door het persoonlijk te maken en door sociaal innovatieve bureau’s met hun bak aan expertise op het gebied van jongeren in te zetten. IZI Solutions is bijvoorbeeld zo’n sociaal innovatief bureau met een lokkende boodschap voor jongeren. Kijk maar naar hun jaarlijks Leiderschap Seminar waar veel diverse jongeren bij aanwezig zijn.

Samenwerking

Last but not least: samenwerking. Willen we de puzzelstukjes bij elkaar houden om zo effectief mogelijk invloed uit te kunnen oefenen op machtssystemen, dan moet dat samen. Net zoals we dat de afgelopen dagen aan het doen zijn bij de demonstraties. We moeten met elkaar blijven samenwerken, ook op moeilijke momenten. Laten we onszelf niet uitspelen want het spel is nog lang niet uitgespeeld. Het vergt veel energie, moed, vertrouwen en trauma om racisme te bestrijden, als ik mijn blik even werp op de geschiedenis.

En zoals Amma Asante eerlijk vroeg aan John Leerdam over een politieke bijeenkomst diversiteit en inclusiviteit:

“Hoeveel van de mensen die jij daar bent tegengekomen zie jij nu in de Tweede Kamer?”

Amma Asante bij Dit is M!

En wat mij betreft is dat de vraag die we onszelf continu moeten stellen ter reflectie op ons handelen. We zijn goed op weg, maar wat mij betreft moeten we nog aan de bak als het gaat om het interesseren en mobiliseren van onze jongeren. Want nog te vaak zie ik dat een grote groep jongeren gelooft dat het dragen van merkkleding en het rijden van een dikke auto maatschappelijke status en macht verschaft. Al moet ik daarbij wel stellen dat de huidige ontwikkelingen zorgen voor een versnelling van politieke bewustwording.

Toch moeten we meer met elkaar gaan delen, uitwisselen en aan jongeren blijven vertellen dat het generen van kennis en het hebben van netwerk, twee machtige instrumenten zijn om van jezelf te laten horen. Het is tijd om dat goedgebekt zijn verder te brengen dan je vriendenkring, het is tijd om naar binnen te lopen met je eigen stoel. Soms is het wachten op het moment dat het ijzer heet genoeg is om te smeden. Dat moment is nu.

Een jonge generatie is opgestaan en laat luid en duidelijk van zich horen. Genoeg is genoeg. En zoals Akwasi en Bizzey in het nieuwe nummer ‘Geen wedstrijd‘ rappen: “En ik ken blacka’s die studeren om je straks te pakken. ‘k Heb blacka’s die gewoon iets recht willen zetten.” We zijn onderweg met kennis, moed en daadkracht. Maak je gereed.

Hoger onderwijs: Rupsje Nooitgenoeg (1)

Dat het welzijn van onze studenten steeds meer aandacht krijgt is niet meer dan normaal, maar alleen aandacht is niet genoeg. Er zijn maatregelen nodig voor op de korte termijn. De zorgelijke ontwikkelingen rondom het studentenwelzijn laten zien dat het een urgent probleem is. Dat blijkt ook uit de eerste onderzoeksuitkomsten van Jolien Dopmeijer. Zij stelt onder andere dat één op de vijf studenten last heeft van suïciderisico.

Dit schooljaar startte ik op het HBO de opleiding Bestuurskunde. Ik kom af van het MBO waar ik de opleiding tot onderwijsassistent volgde.

Het MBO ervoer ik als een plek waar ik veel ruimte kreeg om mij te ontplooien zoals ik dat graag wilde. Ik bouwde een stevig netwerk op en nam deel aan allerlei projecten waardoor ik mijn professionele identiteit goed kon ontwikkelen.

Na drie jaar MBO achter de rug te hebben gehad kan ik concluderen dat ik voor een groot deel zelf de autonomie had over mijn eigen leerproces. Dat stimuleerde onder andere ook mijn ambitie en doorzettingsvermogen om mijn studieloopbaan te vervolgen.

Nu loop ik een tijdje mee in het HBO en kom ik steeds vaker nieuwe knelpunten tegen in het onderwijs met de onmisbare gevolgen van dien. Eén van deze problemen is inmiddels uitgegroeid tot een begrip wat niet meer weg te denken is in het onderwijs: studentenwelzijn.

Een onderwerp waar onderzoek naar wordt gedaan door Jolien Dopmeijer (Hogeschool Windesheim). Ik sprak haar in verband met een studieopdracht over studiesucces en ik schrok van de eerste onderzoeksuitkomsten. Deze riepen veel vragen bij mij op.

Bij één op de vijf studenten is het risico tot zelfdoding aanwezig. Ik verbaasde mij toen ik de eerste onderzoeksuitkomsten las en wist meteen dat ik mij wil inzetten voor verbetering.

Waarom hebben zoveel jonge mensen in Nederland last van stress en burn-outs? Hoe kan het dat studenten vermoeid en emotioneel uitgeput zijn? Hoe kan dit jonge mensen overkomen in een welvarend land als Nederland? Of is dit laatste misschien wel de denkfout die we met elkaar maken? Koppelen we een hoog welvaartsniveau automatisch aan goede gezondheid en welzijn?

We zijn de aandacht voor de ontwikkeling van de student als mens in zijn totaliteit uit het oog verloren in het hoger onderwijs. Het lijkt wel alleen te gaan om de numerieke resultaten die een student boekt in zijn studieloopbaan. Kijk bijvoorbeeld naar het behalen van een positief BSA (50 van de 60 studiepunten) of het doen van nevenactiviteiten enkel en alleen om ‘op te kunnen vallen’. Daarnaast verwacht men ook nog dat je een zowel zakelijk als persoonlijk netwerk opbouwt. Als dat al niet genoeg is: er zijn er ook nog studenten die naast een voltijd studie een parttime-baan hebben om het dak boven hun hoofd te kunnen houden.

Bovenstaande factoren vervullen een belangrijke rol in het leven van een student, maar zijn moeilijk verenigbaar waardoor stress en prestatiedruk op de loer liggen. Het verhaal van Rupsje Nooitgenoeg is in volle gang.

Begrijp mij niet verkeerd, een beetje druk als extrinsieke motivatie is nodig om persoonlijk doelen te behalen en is ook goed voor onze ontwikkeling. Alleen ben ik wel van mening dat het extrinsieke nooit zou mogen leiden tot het verdoven van de intrinsieke motivatie.

Het frustreert mij dat een groot deel van onze studenten worstelt met prestatiedruk. Een druk gedreven door de maatschappij, die kan leiden tot, zo heeft onderzoek uitgewezen, depressie, suicidale gedachten en bij sommigen zelfs tot een poging tot zelfdoding.

Een onverteerbaar, maar oplosbaar probleem door middel van maatregelen die op korte termijn ingevoerd kunnen worden. Er lopen immers genoeg intelligente docenten, studenten en decanen rond in het hoger onderwijs die hier met elkaar over in gesprek moeten.

Denk dan bijvoorbeeld aan het creëren van een leerklimaat waarin studenten hun talenten en interesses buiten de studie kunnen koppelen aan de theorie die zij krijgen. Zoals een student Bestuurskunde die dol is op muziek. Hoe kan deze student zijn passie voor muziek meenemen in het analyseren en oplossen van een maatschappelijk probleem? Of denk aan het invoeren van het vak Empowerment waarin studenten bewust op zoek gaan naar hun kwaliteiten en blinde vlek. Hierdoor kunnen zij beter inspelen op praktijksituaties omdat zij over meer zelfkennis beschikken.

Studenten hebben niks aan theorieën die zij in de praktijk niet naar eigen hand kunnen zetten.

Het zijn een paar suggesties die ik de komende weken uitgebreider zal beschrijven in mijn posts. Door deze posts hoop ik een open gesprek los te kunnen maken waarin dat welzijn van de student centraal staat. Dit is namelijk een onderwerp waar we nog te weinig met elkaar over praten.

Hoger onderwijs: Rupsje Nooitgenoeg, zal komende zomervakantie een reeks aan posts bevatten die ingaan op het thema studentenwelzijn. Denk vooral met mij mee en laat een reactie of vraag achter!

Jong talent een podium geven

In ons mooie Amsterdam-Noord wonen er tal van jongeren met grenzeloze talenten. Sommige talenten ontdekt, maar velen ook niet. Dit kan komen doordat er bijvoorbeeld te weinig geld overblijft thuis voor sport, kunst en cultuur, maar ook omdat niet iedere jongere de sociale stimulans krijgt om het talent verder te ontwikkelen.

Nu ruim een maand geleden zag ik een email verschijnen in mijn inbox. In deze mail stond een uitnodiging om toe te treden als jurylid van de School der Poëzie. Zij verzorgen evenementen, enthousiasmeren en activeren jongeren om kennis te maken met poëzie en wellicht om er meer mee te doen. Een van de manieren waarop zij deze doelen bereiken is het organiseren van revues. Tijdens deze revues komen jongeren van een aantal scholen bij elkaar om samen hun poëzie kunsten te delen. Van iedere school kiest de jury een winnaar uit.

De revue werd gehouden in een goed gevulde zaal vol met vooral jongeren, maar ook docenten, medewerkers van de School der Poëzie en natuurlijk de jury waar ik ook deel van uitmaakte. Dit klinkt allemaal al erg mooi, maar dat de revue plaatsvond in het culturele Tolhuistuin maakte het toch ook wel een stuk mooier.

Een voor een werden er prachtige gedichten voorgedragen door onze eigen Amsterdamse jongeren. Voor mij was dit een bijzonder moment. Een soort van droom die werkelijkheid werd: jongeren een podium geven voor hun talenten en ze laten stralen.

Als stadsdeelcommissielid kan ik op dat soort momenten niet anders doen dan genieten van het privilege dat ik heb om deze Amsterdamse jongeren op hun best te zien. Toch denk ik tegelijkertijd ook aan de jongeren voor wie deze kansen niet vanzelfsprekend zijn of voor wie het moeilijk is om trots te zijn op wat je kan en op wie je bent. Het is daarom belangrijk dat we volop inzetten om onze jongeren alle kansen te geven die zij nodig hebben, zodat ook zij kunnen stralen.

Bovenstaande vormt een van de vele redenen waarom ik in de stadsdeelcommissie zit. Ik wil deze jongeren namelijk een stem geven en laten zien dat er iemand is vanuit de rol als volksvertegenwoordiger die naar ze kijkt, maar ook op ze lijkt.

Ik heb voor de komende tijd wat plannen gemaakt om dit soort jongeren te bereiken en te spreken. 

Onderwijsformule: BEO

Mijn missie is om burgerschap, empowerment en ondernemerschap als generieke vakken te laten gelden in het onderwijs. Met te beginnen in het beroepsonderwijs dat anno 2019 nog steeds te weinig waardering krijgt voor de vakmensen die zij leveren.

Een grote meerderheid die ervoor zorgt dat toekomstig Nederland op de rails blijft. Want wat is nou eigenlijk geen mbo om ons heen? Juist, vrijwel weinig. Veel om ons heen is mbo, denk aan het Openbaar Vervoer, de bakker die zorgt voor het ambachtelijke brood en gebak, de fietsenmaker, de kassa en winkelmedewerkers die ervoor zorgen dat alles netjes in de schappen ligt als de vrachtwagenchauffeur de karren met goederen heeft afgeleverd. Zo is er nog veel meer wat mbo is en waar we ons niet of nauwelijks van bewust zijn.

Het mbo is de draaiende motor van Nederland en mijn missie is daarom om meer waardering en bewustzijn te gaan creëren in Nederland. Om het stigma en het negatief klevende imago voor een groot deel uit het veld te slaan. Want veel gemotiveerde studenten krijgen met dit imago te maken terwijl deze helemaal niet past bij hen. Ik ben één van die studenten geweest die zich door dat stigma eerst niet thuis voelde in het mbo, maar zich nooit ernaar conformeerde.

Doormiddel van empowerment leerde ik mijzelf kennen. Ik werd mij bewust van mijn kwaliteiten, maar ook mijn blinde vlek, inspiraties en krachtbronnen.  Destijds kreeg ik ook burgerschap van één van de meest inspirerende docenten binnen het mbo: Laura Polder. Tijdens de lessen burgerschap werd mij geleerd hoe ik een participerende wereldburger kan zijn en leerde ik om mijn argumenten beter op te bouwen en vervolgens te nuanceren.

Het vak ondernemerschap zie ik als een onderdeel van burgerschap. Je leert jezelf op de kaart te zetten door middel van het bezoeken van conferenties, lokale vergaderingen, het organiseren van activiteiten of de studentenraad. Je kan ook het besluit nemen om een website te maken en je stem te laten horen! Kortom, het vak ondernemerschap is erg divers en zou moeten staan voor het ondernemen vanuit passie. Iets wat de mbo’er van nature al heeft, maar altijd verder kan ontwikkelen om zo zijn of  haar professionele netwerk uit te breiden.

Empowerment kan een goed middel zijn om de student zekerder en bewuster van zichzelf te maken. Burgerschap helpt de student bij het genuanceerd verwoorden en debatteren, maar ook bij het participeren, het maken van een wereldburger. Als de student zich optimaal heeft kunnen ontwikkelen tijdens Empowerment en Burgerschap, dan zal de volgende stap ondernemen zijn.

Het opbouwen van een netwerk, het organiseren van evenementen of wellicht wel een eigen bedrijfje opstarten. Het zijn allemaal mooie ideeën die je makkelijker afgaan als je meer inzicht hebt in jezelf en als je trots kan zijn op wie je bent. Het is een proces in de zelfontplooiing van de student.

Ik stop met de lerarenopleiding

Afgelopen maand heb ik besloten om te stoppen met de lerarenopleiding maatschappijleer. Niet omdat ik het niveau te hoog vond (integendeel), maar omdat ik mij totaal niet op mijn plek voelde op de opleiding. Lees hieronder meer over mijn keuze.

Het kiezen van een nieuwe studie

Wellicht komt het kiezen van een nieuwe studie jullie wel bekend voor. Met volle moed ga je aan de slag met die helse zoektocht naar een opleiding die niet alleen bij je past, maar ook waarmee je een goed betaalde baan krijgt.

Ik besloot om te beginnen aan deze zoektocht die in het begin simpel verliep. Ik was zeker van mijn zaak. Ik wist dat ik heel graag een leraar wilde worden met daarnaast een functie in het management van de school. Naarmate de tijd verstreek begonnen de twijfels toe te nemen. De  kriebels voor de politiek , het openbaar bestuur namen alleen maar toe.

Ik begon met het vergelijken van de opleidingen bestuurskunde en de lerarenopleiding maatschappijleer. Al gauw kwam ik tot de conclusie dat ik het onderwijs moeilijk los kon laten en daarom besloot ik om mij toch in te schrijven voor de lerarenopleiding maatschappijleer aan de Hogeschool van Amsterdam.

Een aantal maanden later begon het nieuwe schooljaar. Na drie jaar op het mbo te hebben gezeten ging ik naar die grote Hogeschool met allemaal ‘slimme’ mensen waar Nederland smachtend op zou lopen wachten. Het ging nu eindelijk gebeuren.

Teleurstellende werkelijkheid

Na een paar weken op de opleiding viel mij op dat ik mij mateloos begon te irriteren aan de manier waarop docenten het vmbo en mbo meenamen in hun colleges. Op het ene moment werd ons meegegeven dat het mbo zo fijn is door de vrijheid en ruimte die je er krijgt om je eigen vak te ontwikkelen. En op het andere moment werd even duidelijk gemaakt dat je niet de ‘normale route’ hebt bewandeld richting het hbo.

Twee periodes (ongeveer vier maanden) na de start van het nieuwe schooljaar kreeg ik de neiging om te stoppen met deze opleiding. Niet omdat ik het niveau te hoog vond, maar omdat ik de sfeer en omgang met docenten, maar moeilijk tot me kon nemen. Ik kreeg het gevoel dat ik beperkt werd in de vrijheid die ik nodig had om mijn eigen leerproces uniek te maken. Zo kreeg ik buiten de school erg leerzame en leuke projecten aangeboden die goed te koppelen waren aan de opleiding. Ondanks de juiste match tussen het project en de opleiding, verliep het toestemming krijgen erg moeizaam.

Mij werd na enige tijd ook duidelijk dat er weinig tot geen baangarantie is na het behalen van de lerarenopleiding maatschappijleer. Dat zou komen doordat de leraren geschiedenis, aardrijkskunde, economie en zelfs biologie het vak maatschappijleer geven terwijl zij hier niet bevoegd voor zijn. Je ziet dit ook vaak voorkomen op het mbo.

Na een lange tijd besloot ik om toch definitief de knoop door te hakken. Begin februari schreef ik mij uit en dat was voor mij het beste om te doen. Er viel een last van mijn schouders. Ik was ontsnapt uit de teleurstellende werkelijkheid.

Hoe nu verder?

Momenteel ben ik bezig met een onderzoek naar de implementatie van Loopbaanoriëntatie en Begeleiding op het ROC van Amsterdam. Naast dit onderzoek ben ik nog steeds politiek actief voor D66 en ben ik een Peer Educator bij Diversion. Ik merk dat ik het meer dan fijn vind om bezig te zijn met mensen, beleid, adviseren en innoveren. Met dit gezegd hebbende kun je al raden dat ik toch ervoor kies om in september te beginnen met de opleiding Bestuurskunde en Overheidsmanagement.

PS: Er zijn altijd meerdere mogelijkheden om voor de klas te belanden en daar wil ik dan ook graag naar kijken komende jaren. Het lesgeven blijf ik leuk en belangrijk vinden omdat ik zo een positieve bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van onze jongeren.

Ben je toch nieuwsgierig en wil je meer komen te weten over mijn ervaringen op het hbo? Vul dan het contactformulier in en dan neem ik zo snel mogelijk contact met je op!

Zonder (v)mbo ontbeert Nederland zijn motor.

Naar aanleiding van een artikel in de krant Trouw, geschreven door Vincent Fiddelaar, besloot ik om op dit artikel te reageren omdat ik de manier waarop hij het (v)mbo omschreef walgelijk vond. Ik besloot om een open brief te schrijven en stuurde deze op naar Trouw. Twee dagen later stond het in de krant.

Zonder (v)mbo ontbeert Nederland zijn motor.

Ik ben een ex –vmbo’er – nu trotse mbo’er – en  zoals Vincent Fiddelaar  schreef  (Opinie, 31 augustus) wellicht minder begaafd, agressief, gewelddadig, een spijbelaar en zou   zorgen voor sociale problematiek.

Nu weet ik dat deze opgelegde eigenschappen niet horen bij wie ik en ook veel andere vmbo- leerlingen werkelijk zijn.  Ik pas waarschijnlijk niet in zijn plaatje.

Wij zijn geen Denker of Doener, maar DenkendeDoeners vol met ambities. Wat Fiddelaar schrijft  over de vmbo’er is misselijkmakend, beledigend en zelfs disrespectvol. Hij ziet waarschijnlijk niet in hoeveel het vmbo en het mbo voor een land als Nederland betekent. Zonder vmbo’ers en mbo’ers zou hij  geen boodschappen vinden in de supermarkt, niet kunnen reizen met het openbaar vervoer, geen bakker, fietsenmaker, schoenmaker etc. kunnen vinden en zou zijn kind, nichtje, neefje niet dat ene beetje extra aandacht krijgen waar het recht op heeft.  Gelukkig zijn er genoeg mensen die wel een totaalbeeld hebben  hoe belangrijk het vmbo/mbo is en niet  generaliseren  en  stigmatiseren.

Ik ben trots op mijn vmbo-diploma en trots op het vmbo/mbo omdat ik weet dat wij de draaiende motor zijn van Nederland. Hoe mooi de auto mag zijn, zonder motor kom je nergens.

Elijah Alvares

Het verlangen naar (zelf)acceptatie

Onlangs werd ik gevraagd om niveau 3-studenten te begeleiden. Deze studenten konden namelijk niet starten met hun stage. Vrijgeven is geen optie en dus het verzoek of ik een programma kon maken en dit ook kon uitvoeren. Ik ging direct aan de slag en besloot een programma te maken waarin de vakken Burgerschap, Empowerment en Ondernemerschap tot hun recht moesten komen! Je kunt hier lezen waarom ik deze drie vakken zo belangrijk vind en dan ook als generiek wil laten gelden.

De studenten kwamen binnen en we stelden ons voor aan elkaar. Een klas met veel diversiteit, een klas met verschillende verhalen. Het programma liep zoals gepland, totdat ik aan mijn medestudenten vroeg hoezeer zij zich een Nederlander voelen en tot waar hun Nederlanderschap reikt. Het werd doodstil en ik keek ze doordringend aan. Jullie moesten eens weten hoe pijnlijk dit moment voor mij was. Hoe kan het dat jongeren die hier vanaf kleins af aan participeren in het Nederlandse onderwijs, hier werken, sporten, wonen en zich hier ontwikkelen tot die participerende wereldburger waar wij allen zo naar verlangen – hoe kan het zijn dat juist deze jongeren zolang moesten nadenken om deze vraag te beantwoorden? Een pijnlijk moment.

Uiteindelijk besloot een zeer goedgebekte studente antwoord te geven op mijn vraag. ‘Weet u wat het is? Veel van ons worden buitengesloten omdat ik een hoofddoek draag of omdat hij daar achterin een kleur heeft!’ Ze keek mij doordringend aan en ik voelde haar verlangen om geaccepteerd te worden in deze samenleving.

De klas was het met haar eens en de voorbeelden en eigen ervaringen kwamen naar voren: ‘Waarom ben ik een Nederlander als ik iets goed doe en waarom een Surinamer als ik iets doe of vind wat hen niet zint?’ ‘Waarom krijgt Klaas de Vries wel een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek, maar Chaymae en Mohammed niet?’ Je kon een speld horen vallen in het lokaal.

Er kwam duidelijk naar voren dat het buitensluiten niet alleen gebeurde omdat men een andere etniciteit heeft, maar dat scholing ook een grote rol speelt in dat buitensluiten. Want waarom krijgt het MBO niet zulke faciliteiten net zoals de hogescholen en universiteiten hebben? Waarom ziet men het MBO meer als één grote middelbare school en niet als een instituut? Het zijn vragen waarop er nog steeds geen duidelijk antwoord op is en dat is zeker niet eerlijk en al helemaal niet oké.

Aan het eind van mijn programma besloot ik de studenten een kritische vraag te stellen. ‘Jullie hebben het over buitengesloten voelen. Dit zou dan komen door bepaalde ervaringen die zeker niet prettig zijn. Jullie voelen je duidelijk een tweederangsburger in Nederland en dat is waar het mis gaat. De beeldvorming die jij van jezelf hebt als persoon is uiterst belangrijk. Dus ik vraag jullie om kritisch te kijken naar de beeldvorming die jullie over jezelf hebben. Zelfacceptatie.’

Toen de tijd bijna om was kreeg ik nog gauw feedback van de studenten. ‘Ik heb niet het gevoel dat ik voor niets naar school ben gekomen. U gaat een goede meester worden!’

Ik liep lachend het lokaal uit en ging heerlijk het weekend in.

Van ROC naar plofkip – fabriek. Beroepsonderwijs draagt zelf ook schuld.

De afgelopen twee weken heeft televisieprogramma Radar een special gemaakt in het kader van het beroepsonderwijs. Ik heb deze uitzendingen vol trots bekeken omdat het beroepsonderwijs voor een groot deel eindelijk tot zijn recht kwam. Radar heeft Nederland een kijkje laten nemen in de wereld van het beroepsonderwijs en dat moet vaker.

In de wereld van het beroepsonderwijs gebeuren volgens de documentaire prachtige dingen zoals het ontstaan van vakmanschap en specialisme op verschillende aspecten die ervoor zorgen dat in Nederland de motor draaiende blijft. Maar het is niet alleen maar rozengeur en maneschijn, want de documentaire kaart ook een aantal problemen aan en dat is maar goed ook, want er is een potje van gemaakt.

In de documentaire kwam duidelijk naar voren dat er een gebrek is aan contact tussen de vmbo-leerlingen en de havisten. Men leeft in twee verschillende werelden en heeft dan ook nauwelijks weet van elkaar. Gek, want men heeft toch een duidelijke mening als het gaat over elkaar. Er wordt een beeld gevormd door de leerling terwijl daar weinig tot geen verklaringen voor of voorbeelden van zijn. Het zorgt voor verwarring of juist voor afkeer bij de ander.

Een school waar verschillende onderwijsniveaus gegeven worden zou daarom helpen om het contact te versterken tussen deze twee werelden. Veel scholen zijn hiermee bezig. Als voorbeeld geef ik mijn eigen oude middelbare school. Het Werenfridus, een school waar de niveaus mavo (niet meer aanwezig), havo, vwo, atheneum en gymnasium worden aangeboden. Een grote mix van diverse niveaus waarvan veel mensen zouden zeggen dat het uit zou moeten lopen op een ramp, omdat de leeromgeving van de ‘slimmere’ leerlingen aangetast zou worden. Klinkklare onzin en doemdenken.

Juist het met elkaar in contact komen zorgt ervoor dat het beeld realistisch en eerlijk gevormd wordt en dat de leerlingen elkaar leren kennen. Je kunt de leerlingen met elkaar in contact laten komen door middel van sportdagen, schoolreizen, open dagen, talentenavonden en buitenschoolse lesactiviteiten.

Het zijn maar een handjevol oplossingen om de kloof tussen ‘hoog- en laagopgeleiden’ te voorkomen. Een probleem dat ons steeds meer op begint te vallen. Een probleem dat voorkomen had kunnen worden.

In de documentaire kwam ook het systeem van het beroepsonderwijs aan de orde. Een systeem dat eerder lijkt op een woordzoeker vol met onduidelijkheden door de vele veranderingen die in het beroepsonderwijs doorgevoerd worden. Nieuwe veranderingen die voor onduidelijkheid zorgen bij de hardwerkende docenten, maar ook zeker bij de studenten die hier uiteindelijk de dupe van zijn. Want wat doe je als student wanneer je er in je tweede halfjaar achter komt, dat de informatie die op de open dag is gegeven niet overeenkomt met de dagelijkse praktijk? Of wanneer je toch het gevoel hebt dat de opleiding, die je nota bene op je zestiende uit hebt moeten kiezen, niet bij je past? Je wordt ervoor op je vingers getikt, want in het beroepsonderwijs komt het gezegde ‘tijd kost geld’ werkelijk tot leven.

Dat het klimmen naar een hoger niveau makkelijk gaat en goed geregeld is binnen het beroepsonderwijs is een illusie. Zo gaat de doorstroom van niveau 3 naar niveau 4 steeds beter, maar de doorstroom van een entree-opleiding of niveau 2 naar uiteindelijk niveau 3 of 4 steeds moeilijker en krijgen de studenten die bij aanvang van de opleiding aangeven meer tijd of begeleiding nodig te hebben een afwijzing op zowel gegronde als ongegronde redenen.

Want tijd kost namelijk geld. De mbo-instellingen krijgen per student een zak met geld die besteed moet worden aan het optimaliseren van de leeromgeving en de ontwikkeling van de student. Per jaar wordt de zak met geld steeds kleiner en als de student langer door wil studeren binnen het beroepsonderwijs verdwijnt de zak met geld uiteindelijk. De instelling kiest dus uiteindelijk tussen het binnenhalen van geld of het optimaliseren van de ontwikkeling van de studenten buiten de gestelde termijn, wat overigens meer geld kost.

Op basis van de actualiteiten en de verschillende verhalen krijg ik de indruk dat de scholen liever kiezen voor de grote zak met geld voor de nieuwe studenten. We praten in deze situatie niet meer over instellingen, maar over plofkip-fabrieken die niet alleen tot stand zijn gekomen door de instellingen zelf, maar ook zeker door de politiek. Dat is doodzonde aangezien we zoveel prachtige, intelligente en toegewijde studenten en docenten hebben die zich dagelijks inzetten voor een beter beroepsonderwijs. Wanneer zullen wij hen die ruimte en kans geven om dat te gaan doen? Wanneer gaan wij deze specialisten en ervaringsdeskundige empoweren om samen tot een daadwerkelijk duurzame oplossing te komen?

De plofkip-fabrieken die mede zijn ontstaan door de politiek moeten ons, de studenten, meer naar buiten laten treden om aan Nederland te laten zien wie we echt zijn en hoeveel wij allemaal doen. Daar horen niet alleen de goede dingen, maar ook de minder goede dingen bij, want dat maakt ons juist zo menselijk.

Laten we onze beroepsonderwijswereld openen voor die van de ander en samenkomen om juist gebruik te maken van elkaars kwaliteiten en specialismen om Nederland nog mooier te maken!

Lees mijn column ook op de website van Komenskypost: http://komenskypost.nl/?p=1756

“Makkelijker overstap vmbo – havo draagt niet bij tot imagoverbetering vmbo”

“Voorstel doorstroomrecht leidt niet tot betere positie vmbo”
De Tweede Kamer heeft op 8 november 2016 een motie aangenomen om op korte termijn een doorstroomrecht voor vmbo-t naar havo in de wet vast te leggen. Daarbij werd ook een motie aangenomen over de invoering van minimale normen voor loopbaanbegeleiding, studievoorlichting en studiekeuzeactiviteiten.

Onlangs verscheen in Trouw een open brief afkomstig van de VO- raad aan staatssecretaris Sander Dekker. Daarin stond dat men faliekant tegen het voorstel is om vmbo-leerlingen het recht te geven om door te stromen naar de havo. De huidige toelatingseis nu is, dat je als vmbo ’er door kan stromen naar de havo als je gemiddelde een 6,8 of hoger is. Is doorstromen zonder enige norm wel zo verstandig? En wat voor gevolgen heeft dit voor ons beroepsonderwijs? Het zijn vragen die meteen opkomen na het lezen van de brief.

Wat zegt dit voorstel?
Als men akkoord gaat met het voorstel dan zou doorstromen naar de havo makkelijker moeten worden voor de vmbo’er die net geen 6.8 haalt, maar wel de potentie heeft en zo een eerlijke kans krijgt. Het klinkt heel mooi, maar in de praktijk zal het naar mijn mening anders gaan lopen. Wat dit voorstel namelijk echt zegt is dat een vmbo – diploma niet goed genoeg en een last is. Daarom mag je zonder eisen door naar de havo om die ‘last’ van je schouders te halen.
Want wat zal er met het beroepsonderwijs gebeuren als ineens iedereen naar de havo wil ongeacht of men het wel of niet kan? Krijgen we dan beroepsonderwijs waarin allemaal studenten zitten die dat eigenlijk niet willen, omdat ze graag de havo af hadden willen maken? Krijgen we dan studenten die weinig tot geen motivatie hebben omdat zij zichzelf niet willen zien als een Denkende Doener, maar juist als een toekomstige ‘leider’?
Nee, dit voorstel draagt zeker niet bij aan het verbeteren van het negatieve imago dat heerst over zowel het vmbo als het mbo. Dit voorstel laat duidelijk zien dat je als leerling de havo moet gaan doen omdat je dan safe bent.

Maar wat mij pas echt nieuwsgierig maakte is de gedachte van de vmbo’er. Want zijn zij het eens met dit voorstel of juist erop tegen? Ik heb het helaas nergens zien staan noch gehoord en vraag mij dan ook af of er überhaupt een vmbo’er bij betrokken is geweest? De eer aan de VO-raad en de staatsecretaris om deze vraag te beantwoorden. Want zou het niet beschamend zijn als wij anno 2016 nog steeds onze neus optrekken voor het vmbo?

Want bij eigenwaarde hoort ook het accepteren wie je bent op dat moment. Waarom zouden we ons groeiproces willen trekken naar een bepaalde richting omdat men om ons heen dat graag wil? Is dat wel zo eerlijk en draagt dat bij aan de vorming van de participerende wereldburger?

Lees mijn column ook op de website van Komenskypost: http://komenskypost.nl/?p=1667  

Hoe meer het empathisch vermogen groeit

Ons Nederland bestaat niet meer. Het is hun Nederland tegen de mijne en mijn Nederland tegen de uwe. Het lijkt alsof we onze verbondenheid zijn verloren want zelfs Oranje verbindt ons niet meer. We zitten op een dwalend pad waarin haatdragende en angstige emoties en gedachten ons leiden naar een diep zwart dal: het is crisis.

We zijn gestopt met bloeien en verpulveren in rap tempo. Wat moeten we doen om dit proces te stoppen? Moet het zoals decennia geleden weer uit de hand lopen? Denkt u daar eens goed over na.

Want hoe vaak denk je nog aan je medemens? Hoe vaak handel je nog in het belang van de samenleving in plaats van je eigen belang? Weten we nog wat luisteren, empathie, feedback en flexibiliteit (LEFF) betekenen in de dialoog die we voeren? Of vergis ik mij en voeren we geen dialogen meer, maar is het de monoloog die we met onszelf voeren?

Laten we ons niet vergissen en wat minder gaan gissen. Laten we het luchtig houden en elkaar wat meer gaan vertrouwen. Want dat is wat ‘ons’ maakt en vormt totdat mooie en kleurrijke volk.

Dat volk dat iedere dag Nederland draaiende houdt. Dat volk dat ben jij, dat ben ik, dat zijn wij samen. Het zou niet uit moeten maken of je een dokter bent, onderwijsassistent of lokale slager. Want een ieder heeft zijn taak en plicht. Dat zorgt juist voor ons verloren evenwicht.

Laten we weer samen gaan bloeien en ons wat minder met elkaar gaan bemoeien. En als we gaan bemoeien dan doen we dat goed. Want alleen met empathie kunnen we de dialoog aan met veel wijsheid en moed.

Ik kijk met optimisme naar de toekomst waar we met z’n allen zullen bloeien tot prachtige zonnebloemen.

Want hoe meer het empathisch vermogen groeit. Hoe meer de mens bloeit